Delen van dit verhaal werd eerder gepubliceerd op NRC als nieuwsbericht en achtergrondverhaal. Dit artikel is tot stand gekomen op basis van gesprekken met een vrouw die in november is opgevangen door onze hulporganisatie.
Huiselijk geweld in tijden van corona. De verwachting was dat tijdens de lockdowns het geweld zou toenemen en dat dit vaker tot opnames zou leiden. Slachtoffers en daders waren immers vaker thuis. Niks bleek minder waar: tijdens de lockdowns vonden er minder huiselijk geweld opnames plaats. Jolanda Vader van Blijf Groep deelt met NRC haar professionele inzichten.
Bij Blijf Groep werd het op de noodafdeling „even helemaal stil” tijdens de lockdowns, zegt manager Jolanda Vader. „Tegenstrijdig, in de krant stond overal dat huiselijk geweld ging toenemen. We zaten maanden op het puntje van onze stoel, te wachten op dat het zou komen.” Het aantal acute opnames bij Blijf Groep daalde tijdens de lockdowns met bijna 50 procent, van twintig tot vijfentwintig slachtoffer naar hooguit acht tot tien per maand.
Esmé Wiegman, directeur van Valente, een branchevereniging voor hulporganisaties bij huiselijk geweld, zegt dat het aantal acute opnames overal is gedaald. Veilig Thuis, een landelijk netwerk van regionale meldpunten voor slachtoffers van huiselijk geweld, zag hoe er in coronatijd meer vragen van bellers werden beantwoord (van ruim 58.000 in het eerste half jaar van 2020, tot ruim 63.000 in het tweede half jaar), maar dat het aantal officiële meldingen dat werd doorgegeven aan hulporganisaties of de politie afnam: van ongeveer 5.000 naar iets meer dan 4.300.
Versoepelingen
Er was ook een plotselinge toename van het aantal opnames toen de coronamaatregelen vorige zomer versoepeld werden. Van Bemmel van hulporganisatie Wender, actief in Noord-Nederland, zegt hierover: “Waarschijnlijk hebben vrouwen zich in lockdowntijd minder veilig, minder vrij, gevoeld om hulp te zoeken, denken de organisaties. „Ze hadden weinig bewegingsruimte, als ze elke dag naast hun partner op de bank zaten”, zegt Van Bemmel.
Er waren ook meer excuses voor gewelddadig gedrag, denkt Jolanda Vader van Blijf Groep. „Je hebt in zo’n abnormale tijd toch reden om te denken: misschien gaat het na de lockdown weer over.”
Ervaringsverhaal uit de opvang van Blijf Groep
Het moge duidelijk zijn: het aantal opnames van slachtoffers van huiselijk geweld in opvanghuizen is, anders dan verwacht, gedaald in coronatijd. Een slachtoffer, in het artikel de vrouw met de zeegroene hoofddoek genoemd, begrijpt waarom en vertelt haar verhaal
Haar dochtertje van drie was ziek, en de vrouw met de zeegroene hoofddoek (27) wilde naar de apotheek. Het was een druilerige zondag in november, nu bijna een jaar geleden, ongeveer vijf uur ’s middags. Het meisje hoestte, had koorts. Nee, het was geen corona, maar oplaaiende bronchitis. Ze had medicijnen nodig. De vrouw was al weken niet buiten geweest. Ze was altijd bang dat haar ex-man haar zou opwachten. Maar een beetje frisse lucht, dat wilde ze graag. Ze wachtte alleen even op haar moeder, dan kon die meelopen.
Terwijl Nederland in lockdown was, zat ook de vrouw met de zeegroene hoofddoek binnen. Niet zozeer op dringend advies van de premier, vooral omdat haar familie haar verbood naar buiten te gaan
Geef het geld aan je broer, dan koopt hij de medicijnen, zei haar moeder. „Waarom gaan wij zelf niet? Ik wil naar buiten”, antwoordde ze. Haar moeder belde haar broer en zei dat zijn zus naar buiten wilde. Dat mag niet, zei hij. „Ik trok mijn jas aan, mijn sjaal om. Toen kwam hij naar boven.” Je gaat niet, zei hij tegen haar en hij sloeg haar met zijn vuisten. Ze sloeg terug. „Het was anders dan normaal. Harder. Mijn dochtertje huilde. Ze kroop onder het bed en riep ‘mama, mama’.” Toen zag ze een mes in de hand van haar broer.
Terwijl Nederland in lockdown was, zat ook de vrouw met de zeegroene hoofddoek binnen. Niet zozeer op dringend advies van de premier, vooral omdat haar familie haar verbood naar buiten te gaan. Sinds die druilerige zondag woont ze in een noodappartement via een hulporganisatie voor slachtoffers van huiselijk geweld. Haar naam mag niet door NRC worden gemeld.
De vloeren zijn groen, bij de voordeur staan zes paar roze schoentjes van haar dochter. Ze heeft een bruin tapijt gekocht, een speeltent, een glimmende zilveren theepot. Veel meer kan ze niet aan het appartement toevoegen, ze leeft van een uitkering. Ze gaat steeds verzitten op de licht- en donkerblauw gestreepte stoel, ze heeft veel last van haar rug.
“Hoe moet je iemand bellen, iets melden, als je voortdurend in de gaten wordt gehouden? „Als een man zijn vrouw mishandelt, is zijn oog steeds op haar gericht. Wat doet ze? Waarom beweegt ze zo verdacht?”
In een toespraak voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vroeg demissionair premier Mark Rutte eind september aandacht voor de maatschappelijke gevolgen van de coronapandemie. In het bijzonder geweld tegen vrouwen noemde hij een ‘schaduwpandemie’. „Het was voor vrouwen extra gevaarlijk thuis te blijven tijdens de lockdowns: huiselijk geweld is drastisch toegenomen”, zei Rutte in New York.
Drastisch toegenomen?
Als het huiselijk geweld ‘drastisch toegenomen’ is, dan is die toename niet zichtbaar in de cijfers van geweld in opvanghuizen en meldingscentra, landelijk en regionaal. In de twee lockdowns, die van maart tot ongeveer mei 2020, en die van december 2020 tot ongeveer maart 2021, hebben meer mensen gebeld naar hulplijnen. Vooral buren, vrienden, collega’s belden met vermoedens dat iemand mishandeld werd. Maar de vrouwen zelf belden minder. Instanties hadden extra noodbedden geregeld, na bezorgde berichten over wat de lockdown zou betekenen voor huiselijk geweld. Maar de meeste bedden bleven leeg.
De vrouw met de zeegroene hoofddoek begrijpt dat wel. Hoe moet je dan iemand bellen, iets melden, als je voortdurend in de gaten wordt gehouden? „Als een man zijn vrouw mishandelt, is zijn oog steeds op haar gericht. Wat doet ze? Waarom beweegt ze zo verdacht?” In coronatijd werd dat nog erger, zegt ze. Niet alleen zij zag haar gespannen situatie tijdens de lockdowns verharden – ze kent vrouwen, niet eens via de opvang, die hetzelfde meemaakten. „Mensen verloren hun werk, hadden geen inkomen en kregen als gevolg daarvan stress, ze waren de hele dag thuis. Dan worden vrouwen nu eenmaal vaker geslagen.”
Haar buurjongen had haar aangewezen aan zijn collega. Dat was in 2014, in Amsterdam-Noord, waar ze woonde. Het was haar twintigste verjaardag en ze liep met haar moeder en een paar vriendinnen naar het winkelcentrum om iets lekkers te kopen. De buurjongen, een automonteur, werkte in de garage tegenover haar huis, samen met de man die haar man zou worden. Drie weken later zag zij hem voor het eerst, op een bruiloft.
Hij voegde haar toe op Facebook, op Instagram. „Ik accepteerde zijn verzoeken niet”, zegt ze nu. „ik had niks met hem.” Ze was met andere dingen bezig; werk, vooral. Nadat haar vader een paar jaar eerder was overleden, moest ze stoppen met haar opleiding tot medewerker in de zorg. Ze ging werken, bij Albert Heijn, kledingwinkels, McDonalds.
Meer dan een jaar lang stuurde hij zijn familie steeds naar de hare, met de boodschap dat hij met haar wilde trouwen. „Ik accepteerde dat steeds niet.” Op een dag heeft zijn moeder tegen iedereen in de wijk gezegd dat haar zoon verloofd was. „Het was helemaal niet waar. Maar de buren begonnen mijn moeder te bellen met felicitaties.”
Huwelijksfeest in Turkije
In 2016 trouwden ze voor de wet. „Hij kreeg zijn verblijfsvergunning via mij.” In de zomer van 2017 was het huwelijksfeest in Turkije. In september kwam het bruidspaar terug naar Nederland, waar ze bij haar moeder gingen wonen. „Hij leek wel lief”, vertelt ze. Maar na twee maanden begon hij haar te slaan. Zij had een baan als administratief medewerker bij een uitzendbureau. Dat ze omging met mannelijke collega’s, maakte hem boos.
Ook toen ze zwanger raakte, bleef hij haar slaan. „Hij gooide me op de grond, vaak op mijn rug.” Het maakte haar rugpijn erger. Hij dacht niet aan het ongeboren kind, zegt ze. Ze had een kleine buik. „Ik maakte me wel zorgen. Ze was heel rustig in mijn buik, ik voelde haar weinig. Ik wist dat ze bang was.”
“Mijn moeder wilde steeds niet dat ik bij haar kwam wonen, omdat ze wist dat ik wilde scheiden.” Een paar keer zette de moeder haar dochter en kleindochter voor de deur van haar man.”
Toen hij haar in haar gezicht sloeg, is ze een keer naar de politie gegaan. Maar daar „helpen ze je echt niet.” Ze woonden op dat moment bij zijn familie, in Den Haag, en daar was geen plek in de opvang, zei de politie. Ze moest maar een slaapplaats zoeken bij een vriendin of familielid. „Maar daar gaat hij me toch vinden?” De politie heeft een verslag van het gesprek met de vrouw teruggevonden en zegt dat er volgens protocol is gehandeld. Volgens de politie heeft ze geen aangifte gedaan.
Ze sliep een paar nachten bij een vriendin, maar werd toen gebeld door zijn familie dat ze terug moest komen. Dat hij het niet meer zou doen.
Een paar weken later werd ze gebeld door Veilig Thuis, een organisatie die advies geeft aan slachtoffers van huiselijk geweld en mensen om hen heen. De medewerker vroeg door de telefoon of ze veilig was. „Ja, ik ben veilig, zei ik. Want hij zat naast me.”
Ze kon een tijdje bij haar zus wonen, die een klein appartement voor zichzelf had. Op één dag belde hij haar „wel vijftig of honderd keer.” ‘Waar ben je? Wat ben je aan het doen? Met wie?’ „Ik werd er niet goed van.” Haar ziekenhuisafspraken waren in Amsterdam. „Als ik daarheen ging, achtervolgde hij me, zodat hij me kon oppikken en terughalen naar Den Haag.” Ze durfde er niet meer door naar buiten. „Ik was altijd bang dat hij achter me stond.”
Na de geboorte van haar dochter trok ze opnieuw bij zijn familie in. Haar man begon weer met werken. „Als hij wegging deed hij de deur op slot.” Hij pakte haar telefoon af, zodat ze niemand kon bellen. „Ik moest op hem wachten tot ik kon eten.” In de drie weken na de geboorte viel ze vijftien kilo af. Het lukte een keer haar zus te bellen, die schrok toen ze haar zag. Zij overtuigde hun moeder ervan de vrouw met haar baby terug in huis te nemen.
„Mijn moeder wilde steeds niet dat ik bij haar kwam wonen, omdat ze wist dat ik wilde scheiden.” Een paar keer zette de moeder haar dochter en kleindochter voor de deur van haar man. „Je hoort bij hem te zijn, zei ze dan.” In 2019 spande de vrouw met de zeegroene hoofddoek een rechtszaak aan om officieel te kunnen scheiden.
De spanning in huis steeg toen haar broer door de coronacrisis zijn werk als beveiliger kwijtraakte.
Het beetje vrijheid dat ze daarmee terugkreeg, verdween weer toen ze permanent introk bij haar moeder en broertje. Kort daarna bereikte het coronavirus Nederland. Aanvankelijk voelde ze zich daar niet door bedreigd, maar toen familieleden aan Covid-19 stierven, raakte ze in paniek. „Als ik dood zou gaan”, zegt ze nu, „dan zou mijn dochter terug moeten naar haar vader.”
De keren dat ze de moed had naar buiten te gaan, verbood haar vier jaar jongere broer dat. Hij wilde niet dat ze het huis verliet om met haar moeder een rondje te lopen, of om boodschappen te doen: „Ze hoort niet te leven.”
„Als ik niet naar hem luisterde, sloeg hij mij”, zegt ze. Meestal was haar dochtertje getuige. De spanning in huis steeg toen haar broer door de coronacrisis zijn werk als beveiliger kwijtraakte. Thuis werd het „een hel”. Haar broer was er ineens altijd, elke dag. „Toen hij nog werk had, had ik een paar uur per dag rust. Nu was er constant stress.”
Hij probeerde ander werk te vinden, maar maandenlang lukte het niet. Hij werd gefrustreerd „en lichtgeraakt”, zegt de vrouw. „Aan eten of de doktersrekeningen van mijn moeder droeg hij niet meer bij. Al betaalde hij, ook toen hij nog wel een baan had, het liefst alleen voor zijn eigen snoep.”
‘Hij slaat haar al maanden’
De dag dat haar broer met het mes op haar afliep, zei hij dat hij haar dood wilde maken. ‘Ze hoort toch niet te leven, ze is gescheiden.’ Haar zus overtuigde haar eindelijk de politie te bellen. „Maar ik was bang, dus ik hing weer op.” Ze werd meteen teruggebeld en vertelde wat er gebeurd was. Binnen tien minuten was er een auto. Twee agenten kwamen haar kamer in. Haar zus, die via Facetime meeluisterde, riep tegen de politie: „Dit is niet de eerste keer! Hij slaat haar al maanden.”
Ze kreeg van het opvanghuis een noodappartement toegewezen. „Ik liep het huis binnen en dacht, dit is een paradijs. En het is van mij.”
Zelf durfde ze dat niet te zeggen. In een kamer beneden in het huis vonden ze haar broer. Eerst negeerde hij de agenten, zegt de vrouw, daarna zei hij dat ze alles had bedacht, dat ze gek is. „Hij vertelde dat ik onder behandeling ben bij een psycholoog, zodat ze me niet zouden geloven.”
De politie nam haar en haar dochter mee. Ze vroegen haar weer of ze naar een familielid kon. Nee, zei ze dit keer. Dat kan niet. „Mijn zus heeft een klein huis, en zelf ook een kind, het gaat niet.” Ze werd naar een hotel gebracht – „mooi, luxe” – waar ze drie dagen sliep. Daarna kreeg ze van het opvanghuis een noodappartement toegewezen. „Ik liep het huis binnen en dacht, dit is een paradijs. En het is van mij.”
In de kamer met een ijzeren stapelbed staat een voorraadkast. Op de bovenste plank twee rijen flessen blauwe Glorix-flessen, ernaast twee rijen groene Dreft-flessen. Op de tweede plank zes deodorantflessen, potten Nutella, plastic containers met oploskoffie. Onderin staan rijen pakken houdbare melk – dat drinkt haar dochtertje – een grote zak met ingepakte kilo’s aardappelen en uien.
Ze houdt via de folders van de winkels in de buurt de aanbiedingen bij. Ze durft in haar eentje al steeds verder van huis te lopen: naar de Albert Heijn, de Dirk, de Vomar en de school van haar dochter.Ze staat op de lijst voor een echt eigen huis. Los van de opvang. „Dat is een van mijn grootste wensen, al heel lang.” Als het zover is, begint ze met het verven van de kamer van haar dochter. Die wordt, net als haar schoenenverzameling, roze.