Waar de adressen van de vroegere Blijf van mijn Lijf-huizen strikt geheim bleven, is de ruim tien jaar oude, door Blijf Groep ontwikkelde Oranje Huis-aanpak gericht op ‘openheid’ en ‘zichtbaarheid’. ‘Veiligheid maak je samen, is onze overtuiging, en zichtbaarheid en openheid zijn daarvoor randvoorwaarden.’

Dit artikel is geschreven door Else de Jonge voor Vakblad Sociaal Werk.


Succesvolle methodiek

In 1974 zette een groep vrouwen in een kraakpand in Amsterdam het eerste Blijf van mijn lijf-huis op. Dit was de voorloper van Blijf Groep. Anno 2025 bestaat Blijf Groep uit vier Oranje-huizen (Amsterdam, Alkmaar, Flevoland-Gooi en Vechtstreek, Zaanstreek-Waterland) en een opvanglocatie in Haarlem. Blijf Groep helpt jaarlijks rond de 2500 slachtoffers van huiselijk geweld, waarvan er ongeveer 500 worden opgevangen in een Oranje Huis. Meer dan 2000 cliënten krijgen hulp vanuit hun eigen huis. Tussen 2016 en 2020 deed het Verwey-Jonker Instituut een uitvoerig onderzoek naar de effecten van de Oranje Huis-methodiek op veiligheid, trauma en welbevinden. Die werden vergeleken met de effecten van andere hulpverlening bij huiselijk geweld in de landelijke Veilig Thuis-regio’s. Terwijl de problematiek van Oranje Huis-cliënten gemiddeld ernstiger en complexer was, bleek de Oranje Huis-aanpak succesvoller dan de andere vormen van hulpverlening.


Huisdier


‘Het is wel voorgekomen dat hier een baby geboren werd en dat de betrokken mw’er de navelstreng mocht doorknippen.’

Malu Bremen is gedragswetenschapper en begeleidt maatschappelijk werkers (mw’ers) die bij Blijf Groep in Amsterdam werken. ‘Dat het werken hier niet direct eenvoudig is, maakt het voor de meeste mw’ers juist interessant.’

‘Er werken hier pakweg veertig mw’ers. Zij hebben direct met onze cliënten te maken. Ik begeleid en ondersteun, samen met een collega die parttime werkt, alle mw’ers. Dat zijn er dus best veel en daarom zijn we op dit moment op zoek naar versterking.Van oudsher biedt Blijf Groep hulpverlening die vrijwillig en laagdrempelig is en waarin veiligheid voorop staat.

Door de professionaliseringsslag die de opvang in de afgelopen decennia gemaakt heeft, is het werk van de mw’ers complexer geworden. De mensen die wij hier opvangen zijn vaak getraumatiseerd, hebben psychische klachten, financiële en/of gezondheidsproblemen. Wij hebben hier specialistische ggz en sociaal juridische dienstverlening intern, maar de mw’ers werken ook met externe partijen als de volwassenen ggz, jeugdbescherming, buurtteams, gemeente en raadslieden.

Ze moeten dus heel veel schakelen. Als gedragswetenschapper ondersteun ik ze in die complexiteit. In de kern betekent dit dat ik ze help om in dat krachtenveld dichtbij hun cliënten te blijven en de regie primair zoveel mogelijk bij hen te houden. Alle mw’ers doen tweewekelijks mee aan een casuïstiekoverleg. In groepjes, die ik dus begeleid, onderzoeken we cases uit hun praktijk. We kijken samen of we, uitgaand van de methodiek die we hier hanteren en van de bijzondere kenmerken van dit specifieke geval, het juiste doen. Daarnaast heb ik meerdere keren per week, ook groepsgewijs, inhoudelijk overleg met alle mw’ers. Dat gaat meer over het proces van cliënten en de begeleiding daarvan door de mw’ers. Hoe gaat het met de cliënten en met hun eventuele kinderen? Waar gaan we ons nu op richten? Mw’ers die dat willen kunnen altijd een individuele afspraak met mij maken. Ze hebben bijvoorbeeld een cliënt die problematisch gedrag vertoont en weten daar niet goed raad mee. Dan kijken we samen wat een passende benadering kan zijn. Ik ben als gedragswetenschapper ook betrokken bij alle indicatiemomenten, dus die waarop wordt besloten welke zorg we een cliënt, afgaand op diens verhaal, het beste kunnen aanbieden. Wij nemen belangrijke beslissingen hier sowieso altijd samen.

De meeste mw’ers hier zijn vrouwen. Mogelijk speelt het feit dat het ook grotendeels vrouwen zijn die in de opvang zitten hier een rol. We zouden wel graag meer mannelijke mw’ers zien komen. Er werken hier ook mw’ers die zelf een geschiedenis met huiselijk geweld hebben of die in een situatie hebben gezeten waarin ze, bijvoorbeeld door verslaving of psychische problematiek, ontregeld waren en die dat te boven zijn gekomen. Wij vinden het een meerwaarde hebben om hun ervaringsdeskundigheid in te zetten in onze organisatie.

Dichtbij in kwetsbare fases

Dat hun werk bij Blijf Groep niet altijd eenvoudig is, maakt het voor de meeste mw’ers juist interessant. Elke casus is weer anders en je moet er natuurlijk wel tegen kunnen, maar de verhalen die we hier horen blijven ons allemaal raken. Je bent als mw’er voor korte of langere tijd heel sterk betrokken bij mensen die je helpt uit een situatie van huiselijk geweld te komen en te herstellen van de gevolgen daarvan. Je werkt dus heel dichtbij mensen. Het is wel voorgekomen dat hier een baby geboren werd en dat de betrokken mw’er de navelstreng mocht doorknippen.’


Open locatie

Waar de adressen van de vroegere Blijf van mijn Lijf-huizen voor derden strikt geheim bleven, is de ruim tien jaar oude door Blijf Groep zelf ontwikkelde Oranje Huis-aanpak gericht op ‘openheid’ en ‘zichtbaarheid’. S., die drie jaar geleden bij het Oranje Huis begon als maatschappelijk werker, sinds een half jaar coördinator is van het in wording zijnde Kenniscentrum Intieme Terreur en niet met haar volledige naam in het artikel wil, licht toe wat dat concreet betekent.
‘In vroegere Blijf-huizen zaten vrouwen inderdaad min of meer ondergedoken. Huiselijk geweld is ook lang omgeven geweest met schaamte. Maar veiligheid maak je samen, is onze overtuiging, en zichtbaarheid en openheid zijn daarvoor randvoorwaarden. Onze naam staat nu dus voor iedereen zichtbaar op de gevel, het Oranje Huis is een open locatie, middenin een woonwijk. Iedereen die dat wil, kan weten dat wij hier zitten. Tenzij er dringende redenen zijn om dat niet te doen, informeren we de bij het geweld betrokken personen ook altijd over de verblijfplaats van hun naasten.’
Een en ander neemt niet weg dat de fysieke veiligheid van bewoners goed geborgd is: het Oranje Huis is alleen via een veiligheidssluis te betreden, de receptie is permanent bemenst, er is cameratoezicht en er zijn afspraken met de politie.

Toekomstgerichtheid

Ook ‘toekomstgerichtheid’ is een belangrijke waarde in de aanpak. ‘Huiselijk geweld is doorgaans geen op zichzelf staande aangelegenheid in een verder harmonieus huishouden,’ zegt S. ‘Opvoedstress, financiële, verslavings-, ggz- of huisvestingsproblematiek: er is heel vaak meer aan de hand. Om het geweld duurzaam te stoppen moet je al die problemen aanpakken.’ Het Oranje Huis biedt alleen begeleiding. Die is gericht op verder herstel van de veiligheid en praktische materiële zaken zoals huisvesting en financiën. Dat gebeurt door de maatschappelijk werkers, die samenwerken met sociaal pedagogisch en sociaal juridisch medewerkers. Voor behandeling van bijvoorbeeld trauma of om inzicht te krijgen in persoonlijkheidsproblematiek werkt het Oranje Huis samen met externe partners als Veilig Thuis, specialistische hulpverlening, jeugd-ggz en justitiële organisaties.

S.: ‘Traumaverwerking, weerbaarheidstraining, psychoeducatie, lotgenotencontact, herstelgroepen, opvoedingsondersteuning: het aanbod is heel ruim. Onze bewoners maken daar zelf een keuze uit, waarbij wij er wel van uitgaan dat ze actief aan hun herstel werken.’

Recent is een samenwerking gestart met het Leids Universitair Behandel- en Expertise Centrum, dat gespecialiseerd is in de behandeling van traumaklachten. ‘Die bieden ze hier intern aan. Heel fijn, want eerder stonden mensen met ernstige klachten soms best lang op een wachtlijst.’

Dader-slachtofferschema

In het Oranje Huis wordt ‘systeemgericht’ gewerkt. ‘Huiselijk geweld is geen issue van een individu, maar ontstaat altijd in een systeem,’ licht Malu toe. ‘Dat kan er in elke casus weer anders uitzien. Waar veiligheid en eer met elkaar verbonden zijn, ziet het systeem er doorgaans anders uit dan bij bijvoorbeeld een moeder die een relatie heeft met een buurman die gewelddadig is jegens haar en haar kinderen. Wij proberen iedereen die betrokken is bij de geweldsdynamiek deel te laten nemen aan het herstelproces. De primaire vraag is niet wie er schuldig is, maar hoe we het weer veilig krijgen.’
Hoewel het voorkomt dat mensen nooit meer iets met elkaar te maken willen hebben, werken de meeste betrokkenen graag mee, zien ze. ‘We benaderen mensen nooit aanvallend,’ vertelt S., ‘maar altijd open, door te zeggen: “We willen jouw kant van het verhaal ook graag horen.” En iedereen wil graag gehoord worden.’
Liever dan van ‘daders’ spreken ze over ‘bij het geweld betrokken personen’. ‘Het eenvoudige dader-slachtofferschema doet vaak geen recht aan de feitelijke geweldsdynamiek,’ zegt S. ‘Alleen bij intieme terreur is dat anders. Daarbij gaat het om een vorm van geweld met een patroon van controle en dwang. In die gevallen is meestal wel sprake van één duidelijke agressor en een reactief slachtoffer dat zich hier niet tegen kan verweren. Maar in de meeste andere gevallen is het niet zo zwart-wit.’

Generaties

Van huiselijk geweld is bekend dat het zonder de juiste interventies gemakkelijk van generatie op generatie wordt doorgegeven. In hoeverre doorbreekt de Oranje-aanpak deze dynamiek?
‘Wij zien kinderen als volwaardige cliënten en hebben een speciaal op hen gericht traumasensitief zorgaanbod. Een maatschappelijk werker die een moeder met drie kinderen onder haar of zijn hoede krijgt, heeft er vier cliënten bij. Kinderen krijgen allemaal één op één basisbegeleiding. We spreken met hen over het geweld en bieden ze activiteiten aan die hun veerkracht versterken en die het hen mogelijk maken gewoon kind te zijn. Belangrijk is ook dat ze hier veilige ervaringen opdoen.’
De begeleiding van kinderen bij Blijf Groep wordt als dat nodig is aangevuld met specialistische jeugdhulp, die wordt geleverd door een externe aanbieder, maar plaatsvindt in het Oranje Huis.

Veiligheidsplan

Het duurzaam stoppen van het huiselijk geweld en herstel van de gevolgen daarvan is het einddoel van een begeleid wonen-traject. Wanneer, vinden Malu en S., kun je zeggen dat dit bereikt is?
‘Een harde garantie dat zich in een gezin of partnerschap nooit meer geweld zal voordoen, krijg je niet,’ zegt S. ‘Maar wij werken met veiligheidsplannen en stellen daarbinnen haalbare, tussentijdse doelen. Als opvoedstress in een gezin een trigger is voor geweld, dan werken we daaraan met opvoedingsondersteuning. Gaat het om geldzorgen, dan kijken we met de cliënt wat daaraan te doen is. We weten uit ervaring dat het risico op geweld lager wordt als je dergelijke problemen aanpakt. Uiteindelijk is het allerbelangrijkste dat mensen de dynamiek van het geweld leren doorzien, bewustzijn ontwikkelen en in staat zijn de geweldsspiraal te doorbreken. En dat ze zien waar een terugval dreigt.’
Gemiddeld zitten cliënten tussen de één en anderhalf jaar in een begeleid wonen-traject. ‘Het komt voor dat mensen hun leven eerder weer op de rails hebben, maar wij merken hier ook de gevolgen van het woningtekort,’ zegt Malu. ’Stagnering in de afhandeling van een scheiding is daarnaast een vertragende factor. Iemand die weg wil bij zijn of haar huwelijkspartner, komt alleen als de scheiding formeel is in aanmerking voor een huurhuis van de woningbouw. Ook dat zijn soms stroperige processen.’

Else de Jonge is eindredacteur van Vakblad Sociaal Werk.